Koeien veilig door Lely’s gezonde boerenverstand
Om de veiligheid van zijn machines te garanderen, hanteert Lely een pragmatische aanpak. Het kan ook niet anders, want voor de innovatieve producten die het bedrijf ontwikkelt, bestaan er nauwelijks aangewezen normen. Met een eigen expertafdeling zorgt Lely ervoor dat boeren én koeien veilig met zijn systemen kunnen omgaan.
De Machinerichtlijn geldt niet alleen voor mensen, maar ook voor gedomesticeerde dieren. Fabrikanten van machines die in aanraking komen met dieren, moeten er dus voor zorgen dat ook die dieren veilig zijn. Dat maakt dat machineveiligheid bij de engineers van Lely een vooraanstaande rol inneemt. ‘Boeren zijn onze klanten, maar koeien net zo zeer’, stelt Jan Willem Rodenburg, manager product safety & compliance bij de agrospecialist uit Maassluis.
De koe als uitgangspunt
Sommige mensen zullen koeien zien als productiemiddelen voor melk. Rodenburg is een andere mening toegedaan: ‘Bij Lely nemen we de koe altijd als uitgangspunt in onze productontwikkeling. Het is een levend wezen dat je niet kunt gebruiken en verbruiken. Dat past niet in onze kernwaardes.’ Dat wil echter niet zeggen dat een mensenleven niet meer waard is. En Lely opereert soms precies op dat grensvlak vanwege de speciale omgeving waarvoor het bedrijf zijn systemen ontwerpt. ‘Een boerderij is bijzonder, in de zin dat het geen louter industriële omgeving is, maar ook geen huishoudelijke omgeving. Het heeft kenmerken van beide’, legt Rodenburg uit.
Rekening houden
Om de uitdaging te illustreren, verwijst Rodenburg naar de Juno, een machine van Lely die in een koeienstal automatisch langs het voerhek beweegt en het voer aanschuift. ‘Daar heb je een bepaalde kracht voor nodig. Die is zo groot dat je daar een kind niet aan kunt blootstellen’, weet Rodenburg. ‘We kunnen echter niet uitsluiten dat er kinderen in de stal aanwezig zijn. In de industrie lukt zoiets wel: je zet er simpel gezegd een hek omheen en doet de poort op slot. Maar een boerderij is geen zuiver professionele omgeving, dus we moeten er rekening mee houden dat een Juno op zijn pad een spelend kind kan tegenkomen.’
Kijken wat er wél is
Het is niet evident hoe Lely dat probleem precies moet oplossen. Het bedrijf ontwikkelt allerlei innovatieve producten, zoals de Juno, waarvoor nog geen normen en regels beschikbaar zijn. De engineers kunnen dus niet terugvallen op een aangewezen norm. ‘Zo werkt dat niet bij een innovatief bedrijf als Lely’, zegt Rodenburg. ‘Onze kracht is dat we kijken wat er wél is. Welke normen zijn wél bruikbaar? Voor industriële agv’s bestaan er officiële normen waarmee we natuurlijk best wat kunnen. Maar we moeten steeds in gedachten houden dat die regels zijn opgesteld voor een industriële setting en dus niet altijd precies aansluiten op onze situatie.’
Voor de Juno heeft Lely testdummy’s van kinderen ingezet en er zelf een testmethodiek voor ontwikkeld. ‘Voor agv’s met een bumper, zoals de Juno, zijn er standaard tests om te garanderen dat zo’n systeem stopt als hij iets raakt. Die houden helaas geen rekening met kinderen. Je probeert dus de kracht waarmee de bumper wordt geactiveerd, zo laag mogelijk te houden, zodat de Juno tot stilstand komt zonder dat een kind aan te hoge krachten wordt blootgesteld’, vertelt Rodenburg. Probleem opgelost, zou je zeggen, maar helaas. ‘Een koe is veel krachtiger dan een kind. Die merkt dat als ze met haar kop tegen de bumper drukt, dat dat ding dan stopt en ze alle tijd heeft om even rustig te eten. Dat is natuurlijk ook niet de bedoeling.’
Lees het volledige artikel op Mechatronica Machinebouw.