FME pleit voor gelijk speelveld aanbestedingen
Terwijl Nederland zich aan haar internationale afspraken houdt en buitenlandse bedrijven naar onze overheidsopdrachten laat meedingen, geldt dit omgekeerd vaak níet.
Als het aan FME ligt, komt daar verandering in. FME is dan ook blij te zien dat het kabinet – dat zich hier deze week voor het eerst helder over uitsprak – dit ook zo ziet en het International Procurement Instrument – een Europees wetsvoorstel dat hier verandering in kan brengen – nu volmondig steunt.
Opleggen van prijssancties
Voor bedrijven in de technologische industrie, die veel te winnen hebben bij buitenlandse overheidsopdrachten in bijvoorbeeld infrastructuur, defensie en de zorg, is dit erg schadelijk. Het International Procurement Instrument (IPI) geeft de EU op dit gebied tanden. Bedrijven uit landen die Europese bedrijven uitsluiten voor overheidsopdrachten, kunnen een prijssanctie opgelegd krijgen bij aanbestedingsprocedures. Er wordt dan een fictieve opslag van bijvoorbeeld 20% over hun inschrijving gerekend. Hiermee wordt een dergelijk bedrijf ineens een stuk duurder en dus minder interessant voor de aanbestedende dienst. Een andere mogelijkheid is dat bedrijven compleet worden uitgesloten van overheidsopdrachten.
Stok achter de deur
Wat FME betreft, moet het IPI vooral een stok achter de deur vormen voor landen die niet volgens de regels spelen. Zo’n stok moet voldoende groot zijn om af te schrikken, maar wil je het liefst zo min mogelijk gebruiken. Het gaat immers om een gelijk speelveld.
Sinds kort zijn de onderhandelingen over dit voorstel – die door de COVID-19 pandemie stil hebben gelegen – weer hervat. FME pleit hierbij zowel in Nederland als in Brussel voor een instrument wat stevig is, weinig administratieve lasten meebrengt en voldoende ruimte laat om rekening te houden met specifieke omstandigheden in een bepaalde markt.